In de rubriek ‘Beestig Brussel’ laten we je telkens kennismaken met een dier dat leeft in onze stad. Wat is het en waarom leeft het hier? Deze week: de bittervoorn. 🐟
De bittervoorn is een soort karper, maar dan veel kleiner. Een gewone karper kan tot wel 80 centimeter groot worden, een bittervoorn maar een tiental centimeter. Dat is ongeveer even groot als een bankkaart.
Dit kleine visje komt voor in de hele Woluwerivier en de vijvers errond. Het is een onopvallend visje dat vooral opvalt door zijn bijzondere band met de zoetwatermossel. Bittervoorns gebruiken de mossels als veilige plaats om zich voort te planten en hebben hen dus nodig om te overleven.
Daarvoor zoekt een mannetje eerst een geschikte mossel uit en bouwt hier dan een band mee op. Daarna zoekt hij een vrouwtje dat haar eitjes in de mossel legt.
De eitjes groeien uit tot babyvisjes en die blijven in de mossel tot ze sterk genoeg zijn. Zo hebben ze een grote overlevingskans. Bittervoorns moeten daarom maar zo’n honderd eitjes leggen. Dat lijkt veel, maar is eigenlijk heel weinig voor een zoetwatervis.
Nog opvallend: waar het visje zit, is de waterkwaliteit altijd redelijk goed.
Bittervoorn-ID
- Latijnse naam: Rhodeus amarus
- Hoe herken je mij? We zijn nogal plat, hebben zilverkleurige schubben met een blauwgroene streep langs de zijkant.
- Lengte: Zo'n vijf tot negen centimeter.
- Karakter: We zwemmen het liefst rond in groepjes van enkele tientallen vissen.
- Op het menu: Algen en zachte planten, maar soms ook kleine ongewervelde diertjes.
- Woonplaats: We wonen graag in proper en stilstaand of langzaam stromend water, zoals een beek of een meertje.